Diabetes is een chronische aandoening waarbij het bloedsuikergehalte verhoogd is. Een verhoogde bloedsuikerspiegel kan twee oorzaken hebben: ofwel maakt het menselijk lichaam onvoldoende insuline aan, ofwel is de geproduceerde insuline onvoldoende werkzaam in het lichaam. In beide gevallen kunnen de cellen onvoldoende suiker (glucose) opnemen, waardoor het zich ophoopt in het bloed. Hierdoor stijgt de bloedsuikerspiegel. Wanneer dit structureel is noemen we deze situatie diabetes mellitus of suikerziekte.
We maken een onderscheid tussen diabetes type 1 en type 2. Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte waarbij het het afweersysteem zich vergist. Normaal gesproken ruimt het afweersysteem alleen ziektes op om het lichaam te beschermen.
Maar bij sommige mensen maakt het afweersysteem de cellen kapot die verantwoordelijk zijn voor de aanmaak van insuline, in de alvleesklier. We spreken dan van diabetes type 1. Zonder de stof insuline kun je niet leven, want die regelt je bloedsuiker. Ongeveer 10% van de patiënten heeft type 1 (bron).
Bij diabetes type 2 (ouderdomssuiker in volksmond genoemd) reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Dat is het hormoon dat de glucosespiegel regelt. De insuline is als het ware onzichtbaar, en kan zijn werk niet doen. Daardoor blijft er te veel glucose in je bloed zitten. Eerst maakt het lichaam extra insuline aan, maar na verloop van tijd steeds minder.
Normale bloedsuikerwaarden
Bij gezonde personen worden vaak de onderstaande waarden gehanteerd waaraan je bloedsuikerspiegel moet voldoen.
TOTAAL GLUCOSEGEHALTE | HET GLUCOSEGEHALTE IS |
---|---|
lager dan 72 mg/dl | te laag |
72 – 100 mg/dl | normaal |
100 – 124 mg/dl | licht verhoogd |
hoger dan 124 mg/dl | sterk verhoogd |
Bij patiënten met diabetes type 1 is het van belang dat u zo normaal mogelijke bloedsuikerwaarden heeft. Voor mensen met diabetes gelden meestal de onderstaande streefwaarden:
- ’s Ochtends voor het eten: tussen de 90 en 130 mg/dl (nuchtere bloedsuiker).
- 2 uur na een maaltijd: onder de 180 mg/dl.
Gedurende de dag schommelen de waarden maar het is van belang om ze tussen de 72 en 180 mg/dl te houden als patiënt.
Te hoge bloedsuiker
Bij mensen met diabetes kan de bloedsuikerspiegel na het eten gemakkelijk stijgen tot wel 12 of 15 mmol/l. 1,5 tot 2 uur na de maaltijd is de bloedsuikerwaarde op zijn hoogst.
De glucosespiegel verandert echter niet alleen door eten en drinken, maar bijvoorbeeld ook door emoties, medicijnen (zoals corticosteroïden), ziekten, beweging, stress en ontspanning.
De medische term voor een te hoge bloedsuikerwaarde heet hyperglykemie (‘hyper’). Niet iedereen merkt er iets van bij een hoge bloedsuikerwaarde. Maar een symptoom van een hoge waarde is dat je meer dorst heeft en/of veel moet plassen.
Als het bloedsuikergehalte voor een langere periode hoog blijft, kun je ook last hebben van moeheid, jeuk en infecties. Bij een erg hoge bloedsuiker kun je last krijgen van sufheid en braken.
Als de hyper steeds erger wordt, kun je flauwvallen of zelfs in coma raken. Bij een heel ernstige hyper heb je een diepe ademhaling en je adem kan naar aceton ruiken. Bel dan meteen 112!
Te lage bloedsuiker
Als je bloedsuikerspiegel onder de 4 mmol/l komt, heb je een hypo. Als je bloedsuiker heel erg laag is, word je suf. Je kunt zelfs je bewustzijn verliezen. Een hypo gaat over als je snel iets zoets eet of drinkt (niet light) waar suikers in zitten. Bijvoorbeeld zes tot acht tabletten druivensuiker of een Liga koek.
Zorg dus dat je altijd druivensuiker of een suikerdrankje bij je hebt. Duurt het nog een uur voordat je een maaltijd hebt? Eet dan alvast een boterham, wat biscuitjes of fruit.